De afgelopen maanden heeft Rijkswaterstaat om de vijfhonderd meter bodemonderzoek gedaan in de Maas tussen Maastricht en Maasbracht. Het doel is om te onderzoeken hoe de rivierbodem het hoogwater van juli 2021 heeft doorstaan en waar precies de zwakke plekken zijn.
Het sediment, dat is aangespoeld grind, zand en steen, wordt met een drijvende graafmachine op het water verzameld in grote bakken. In totaal gaat het om 160 bodemmonsters. Het grove materiaal gaat naar een laboratorium in Echt, het fijne spul wordt in Groningen onderzocht. Roy Frings van Rijkswaterstaat: “Wij bekijken wat er precies in dat sediment zit. Hoeveel grind erin zit en hoeveel zand? Met die kennis kunnen we berekenen bij welke afvoer de rivierbodem instabiel raakt.”
Heel diepe gaten
Het hoogwater van juli 2021 bracht op de rivierbodem de nodige schade toe. Zand en grind spoelden weg waardoor er grote erosiekuilen ontstonden van soms wel tien tot vijftien meter diep. Aan de oevers van veerponten en viaducten was ook schade. Verder waren pijpleidingen in de rivier kwetsbaar voor de enorme watermassa. Rijkswaterstaat verwacht binnen enkele maanden de resultaten van het bodemonderzoek. Die gegevens worden dan verwerkt in nieuwe rekenmodellen om voortaan beter voorbereid te zijn op extreme afvoer van de rivier.
Veerkracht
Ook voor biologen was het hoogwater van juli 2021 bijzonder om te onderzoeken, omdat hoogwater meestal in de winter voorkomt. Rivierecoloog Gijs Kurstjens vergeleek de situatie met vijf jaar geleden. “We hebben gegevens verzameld en de rivier laat grote veerkracht zien. Na het hoogwater van 2021 hebben we een terugval gehad. Er zijn dieren verdronken en planten verdwenen. Twee jaar later is de stijgende lijn alweer ingezet. En we hebben zelfs weer nieuwe soorten kunnen ontdekken.”
Foto: L1 (Jos van den Broek)