Muren, grachten, ovens en meer dan 100 graven met goed bewaarde skeletten: archeologen kwamen het begin jaren dertig jaar geleden allemaal tegen in Susteren tijdens de opgraving van het oudst vermelde klooster van ons land.
“Het is binnen Europa, tussen Italië en Schotland, een van de weinige kloosters die compleet is opgegraven”, zegt voormalig provinciaal archeoloog Henk Stoepker. Hij noemt het de mooiste opgraving van zijn leven.
Waarom duurde het zo lang?
Na de opgravingen begin jaren ’90 gebeurde er wegens geld- en personeelsgebrek niks met de resultaten. In 2012 kreeg het Limburgs Museum geld van de provincie waarmee Stoepker kon beginnen met het documenteren van de resultaten en dat is nu klaar. “Het was voor mij een ereschuld”, vertelt de archeoloog, die ook een boek over het klooster van Susteren schreef.
Terug naar de plek waar Stoepker de opgraving 30 jaar geleden deed:
Misschien niet de oudste, wel zeldzaam
Het Karolingische klooster is in 714 gesticht. Aangenomen wordt dat hofmeier Pepijn van Herstal en zijn vrouw het klooster schonken aan de Utrechtse (missie)bisschop Willibrord.
Of het ook daadwerkelijk het oudste klooster van Nederland is? “Waarschijnlijk niet”, vertelt Stoepker. “Je mag aannemen dat er in Maastricht en Utrecht toen ook kloosters waren”, zo geeft hij aan. Maar geen enkel klooster dook zo vroeg op in historische bronnen als dat in Susteren. Omdat het een van de weinig volledig opgegraven kloosters in West-Europa is, heeft het een hoge zeldzaamheidswaarde.
Verwoest door Noormannen of niet?
Een van de belangrijkste onderzoeksvragen die Stoepker beantwoord wilde krijgen was of Susteren door de Noormannen is verwoest. Ze hadden vlakbij, in Asselt, een uitvalsbasis. “Dat kan ik niet voor honderd procent bewijzen, maar het terrein is rond 900 wel compleet op de schop gegaan”, blijkt uit archeologisch onderzoek. “De gebouwen zijn tot op de grond afgebroken en een gracht is volgegooid met bouwpuin en resten van gebruiksvoorwerpen, waaronder heel veel aardewerk. Dat maakt het toch wel heel waarschijnlijk dat de Noormannen zijn langs geweest en alles verwoest hebben.”
Voor de verwoesting was het een welvarend klooster. “Dat is af te leiden aan resten van wijnglazen, glazen kranen en kleine bronzen sieraden die werden teruggevonden. Na 900 is er geen enkele aanname meer dat ze kostbare sieraden droegen. De welvaart was over. Al kan het ook zijn, dat men het niet meer gepast vond, dat nonnen fraaie sieraden droegen”, aldus Stoepker.
Dertig jaar
Dat het onderzoek naar de opgravingen na dertig jaar pas is afgerond, is geen uitzondering in de archeologische wereld. “Het opgraven kost geld, het uitwerken ook”, vertelt Stoepker. De archeologie was begin jaren ’90 niet zo goed geregeld als nu, zegt hij.
“De opgraving werd niet gedaan omdat we het leuk vonden, maar omdat er iets moest gebeuren zoals nieuwbouw”, aldus de archeoloog. “Onder de huidige wetgeving moet ook een publicatie door het bouwproject gefinancierd worden en dat voorkomt situaties als met Susteren. Daardoor zijn de resultaten van opgravingen veel eerder voor het publiek beschikbaar en daar doe je het uiteindelijk voor.”
Stoepker krijgt zijn boek volgende week donderdag uitgereikt tijdens een symposium in het Limburgs Museum dat in het teken staat van het opgegraven klooster.
Foto: Henk Stoepker (privéarchief)